578 29 JULI 1925. De heer KORTEWEG zegt het volgende De heer Haaiman heeft gezegd le. In den laatsten tijd moesten in de zomermaanden groote hoeveelheden cokes tegen lagen prijs naar buiten opgeruimd worden, omdat op de fabriek geen plaatsruimte was en omdat veel vergruizing plaats had; 2e. dat van de lage prijzen de Bredasche ingezetenen niet hebben geprofiteerd 3e. dat de prijzen het laagst waren in de wintermaanden en het hoogst in de lentemaanden 4e. dat de Directie niet op het gunstige tijdstip tot prijs verlaging is overgegaan.' Het is U, Vergadering, bekend, dat de verkoopprijs van cokes in de begrooting voor 1924 was bepaald op f 1,10 per H. L. Vanaf 1 Januari t/m 12 Februari 1924 was de prijs voor grove cokes f 1,30 per H. L., doch in verband met de weersgesteldheid werd de afname zoo groot, dat de prijs werd gesteld op f 1,45 per H. L. De afname bleef den voorraad en de productie overtreffen. Ja zelfs in die mate, dat de Directeur van Openbare Werken in Maart 1924 elders cokes moest koopen om de verwarming van gemeente gebouwen te kunnen bestendigen. U, ziet dus, Vergadering, dat de opslag in de zomer maanden van 1923 niet zoo groot is geweest als de heer Haaiman doet uitkomen. Het spreekt vanzelf, dat de koude dagen de oorzaak waren van den vlotten verkoop. De Directie heeft een plicht en wel deze, om zooveel mogelijk winst uit het bedrijf te halen. De vlotte verkoop in het voorjaar kon zich wellicht in het najaar herhalen en om die reden bleef de prijs tot 5 October f 1,45 per H. L. De prijzen van minderwaardige brandstoffen gingen omlaag. De productie van cokes overtrof den verkoop en de opeenhooping werd bovendien kosbaar wegens gebrek aan opslagruimte, dus moest er meer verkocht worden. Daarom werd op 6 October 1924 de prijs gesteld op f 1.25 per H. L., op 27 November op f 1.05 en op 6 December d. a. v.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 578