5 FEBRUARI 1925.
63
het hierbij laten, wil hij zich zelf het gras niet voor de
voeten wegmaaien. Spr. moet hier n.l. morgen ook nog de
vergadering van de commissie uit de ingezetenen voorzitten
en stelt zich voor, daar op een en ander dieper in te gaan,
indien er aanleiding toe bestaat. Hij heeft enkele punten van
het betoog van den heer Zijlmans gereleveerd. De op
merkingen van de andere leden geven hem geen aanleiding
tot spreken; Burgemeester en Wethouders waardeeren de
instemming met het voorstel. Spr. besluit met te zeggen, dat
de voorgestelde grenswijziging geen aanleiding behoeft te
geven tot excessen van vreugde, noch tot het uiten van
jammerkreten. Deze oplossing is niet het ideaal, maar als
het plan slaagt, dan kan Breda tenminste de wieken uitslaan.
Er is dezer dagen in een interview gezegd; „men moet het
den gepensionneerden ook aangenaam maken". Dit is juist,
maar hierop mag de gemeente-politiek niet worden gebaseerd.
Zij moet ook denken aan het jongere geslacht, dat aan den
vooruitgang arbeidt. Daarvoor is allereerst noodig ruimte,
eenheid van administratie en een behoorlijke verdeeling van
lasten. Hiertoe zal het voorstel, in toepassing gebracht, zon
der twijfel behoorlijk bijdragen.
De heer ZIJLMANS zal niet te diep op het antwoord
van den Voorzitter ingaan. Spr. bemerkt wel, dat hij het
met dezen toch niet eens zal worden. De Voorzitter heeft
enkele punten van Spr.'s betoog niet aangeroerd en andere
zoodanig behandeld, dat het hem niet bevredigt, o.a. heeft
Spr. omtrent den Belcrumpolder niet gezegd, dat hij zonder
meer bereid was mede te werken aan een grensverbetering,
waardoor deze polder bij het grondgebied van Breda zou
worden ingelijfd, doch wel omdat deze reeds eigendom van
Breda is en daar vermoedelijk gemeentelijke inrichtingen en
gebouwen als abattoir en veemarkt zullen worden gevestigd
en deze publiekrechtelijk tot Breda dienen te behooren.
Wat de belastingkwestie betreft, meent Spr. uit het antwoord
van den heer Appelboom te mogen afleiden, dat deze