29 SEPTEMBER 1925.
647
6. Schrijven van het Comité ter voorbereiding van de
Nederlandsche Studieweken voor Kunstgeschiedenis, houdende
dankbetuiging voor de toegekende subsidie.
De heer CERUTTI wijst op de slot-alinea van dit schrijven,
luidende: „Wij nemen deze gelegenheid te baat om U mede
„te deelen, dat het ons comité een eer en een genoegen zal
„zijn de leden van Uwen Raad op onze vergaderingen te
„mogen ontmoeten." Het spijt Spr. ten zeerste, dat dit
schrijven niet bijtijds ter kennis van den Raad is gebracht,
daar hij ervan overtuigd is, dat verscheidene leden gaarne
van deze uitnoodiging gebruik zouden hebben gemaakt.
Tevens wenscht Spr. er de aandacht op te vestigen, dat de
Raad vroeger bij de officieele ontvangst van congressen e. d.
werd uitgenoodigd, iets wat tegenwoordig niet meer geschiedt.
Spr. zou gaarne zien, dat die goede gewoonte wederom in
eere hersteld werd.
De VOORZITTER antwoordt, dat de bedoeling, welke
aan de bewuste slot-alinea ten grondslag ligt, niet anders
dan deze isdat het het Comité aangenaam zal zijn als de
raadsleden zich voor de studieweek doen inschrijven. Wat
nu de kwestie van de officieele ontvangsten betreft; Spr.
kan zich niet herinneren, dat ten deze een nieuwe jurisprudentie
in het leven is geroepen. Het komt voor, dat bij zeer
plechtige gelegenheden de Raad in zijn geheel ontvangt als
b. v. indertijd bij de feestelijkheden ter gelegenheid van het
zilveren regeeringsjubileum van H. M. de Koningin, maar
doorgaans wordt het aan Burgemeester en Wethouders
overgelaten. Wordt er evenwel door den Raad prijs op
gesteld bij officieele ontvangsten meer dan tot dusver tegen
woordig te zijn, dan kan worden nagegaan bij welke ge
legenheden de ontvangst aldus is uit te breiden.
De heer CERUTTI stelt er prijs op, dat de raadsleden