29 SEPTEMBER 1925.
649
gekomen en deze uitgaven te brengen ten laste van de
exploitatie van het Gasbedrijf.
De heer COHEN zegt, dat het den Voorzitter bekend
kan zijn, dat hij zich met de toekenning van deze gratificaties
niet kan vereenigen. Hij noemt het een onbillijkheid, dat de
Directeur en de Onder-directeur zoodanige gratificaties ont
vangen. Zij moeten er een eer in stellen den ombouw van
de Gasfabriek te hebben mogen leiden en er mede tevreden
zijn, dat hun namen in den onlangs onthulden gedenksteen
staan gegrift. Spr. is het dan ook volkomen eens met den
inhoud van het hoofdartikel der Bredasche Courant van
gisteravond, getiteld: „Een gevaarlijk precedent". Hij zal
tegen dit voorstel stemmen.
De heer ZIJLMANS ziet zich verplicht tegen dit voorstel
te stemmen. De traktementen van de betrokken ambte
naren zijn van dien aard, dat het z. i. overbodig is om
gratificaties te geven.
De heer HAALMAN schaart zich aan de zijde van hen,
die in het toekennen van deze gratificaties het scheppen van
een gevaarlijk precedent zien. Spr. verklaart echter ook nog
om een andere reden daartegen te zijn. Toen n. 1. indertijd
de plannen tot den ombouw zijn overgelegd, werd daarbij
door de Directie verzocht om gedurende den ombouw aan
het daarbij betrokken personeel een maandelijksche toelage
te verstrekken. Dat verzoek is toen door Burgemeester en
Wethouders van de baan geschoven, maar nu halen zij het
zelf door een achterdeur weer binnen, met dien verstande
echter, dat bij het oorspronkelijk voorstel der Directie ook
het lagere personeel van de Gasfabriek in de extra-vergoeding
zou hebben gedeeld, terwijl nu slechts de hoogste ambte
naren daarvan profiteeren. Spr. wenscht voor niemand onder
te doen in waardeering voor hetgeen de heeren de Kat
en Van Goethem hebben gepresteerd, maar het feit,