29 SEPTEMBER 1925.
661
heeren, over de zieke gemeente-werklieden, kortom met alle
werkzaamheden, welke aan den geneesheer-directeur zijn
opgedragen. Ook vergt de inschrijving in het algemeen
ziekenfonds, hetgeen vóór 1 October moet geschieden, zeer
veel arbeid.
De heer APPELBOOM heeft zoo juist vernomen, dat de
waarnemend geneesheer-directeur evenveel werk heeft als de
definitieve functionaris zal krijgen. Spr. vraagt zich in dit
verband af, of het geen aanbeveling zou verdienen geen
geneesheer-directeur te benoemen. Indien hij n. 1. wel is in
gelicht, dan zouden de leden-geneesheeren der Geneeskundige
Commissie thans zijn teruggekomen op hun indertijd gegeven
advies om een geneesheer-directeur aan te stellen. Als men-
schen met een dergelijke ontwikkeling daartoe besluiten, dan
moeten zij z. i. daarvoor wel een ernstige reden hebben.
Spr. vraagt, of Burgemeester en Wethouders daarmede bekend
zijn. Wanneer inderdaad is gebleken, dat de werkzaamheden
van den geneesheer-directeur van dien aard zijn, dat het een
paskwil zou zijn daarvoor een zoodanige functionaris te hebben,
dan zou men beter doen met geen geneesheer-directeur te
benoemen. Hij zou Burgemeester en Wethouders dan ook
in overweging willen geven, deze kwestie nader onder de
oogen te zien en behalve de Geneeskundige Commissie, ook
den Geneeskundigen Kring daarover te hooren.
De heer ZIJLMANS onderschrijft de woorden van den
heer Appelboom. Ook hem is iets dergelijks ter oore
gekomen. Spr. geeft Burgemeester en Wethouders in over
weging, zich ten deze nog eens in verbinding te stellen met
de Geneeskundige Commissie, ten einde te vernemen hoe de
heeren thans daarover denken.
De VOORZITTER verklaart, officieel niets van een
dergelijke veranderde houding der commissie ten opzichte
van de benoeming van een geneesheer-directeur af te weten.