662 29 SEPTEMBER 1925. Langs officieuzen weg is hem echter omtrent veranderde zienswijze van eenige leden der commissie iets ter oore ge komen. In dit verband herinnert Spr. aan het feit, dat nog slechts eenige weken geleden de Geneeskundige Commissie, naar hij meent» unaniem, adviseerde, het salaris van den geneesheer-directeur te verhoogen en niet te wachten tot dezen functionaris benoemd zou zijn, doch zoo spoedig mogelijk een der geneesheeren hier ter stede met de waar neming te belasten. Burgemeester en Wethouders meenden derhalve op goede pijlers te staan. Nu men echter hoort fluisteren van een plaats gehad hebbenden ommekeer in de meening der Commissie, geeft Spr. toe, dat dienaangaande een onderzoek behoort te worden ingesteld. De heer MOLL zegt wel iets van de zaak af te weten zij verkeert echter niet in een zoodanig stadium, dat zij thans voor bespreking vatbaar is. De heer APPELBOOM verklaart, de zaak hier ter sprake te hebben gebracht, omdat hij vreesde, dat anders een geneesheer-directeur zou worden benoemd. De heer MOLL: Daarvoor behoefde U geen vrees te koesteren, want deze wordt door den Raad zelf benoemd. Ik wil thans alleen nog opmerken, dat bij geen van alle voorstellen, welke in de laatste weken door de Geneeskundige Commissie behandeld zijn, een woord over deze zaak is gezegd, doch nu de gereorganiseerde dienst een 14 dagen loopt, krijgt men opeens ernstige bezwaren tegen de be noeming van een geneesheer-directeur. De VOORZITTER: De toestand schijnt eenigszins on gezond. Wij zullen trachten de ziekte te genezen. Zonder verdere opmerkingen wordt bovenvermeld schrijven voor kennisgeving aangenomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 662