666 29 SEPTEMBER 1925. „vrage en voordat met hem een overeenkomst was gesloten, „gaf die aanvrager te kennen eerst met 1 Juli te willen „huren. De bewering van adressant in het derde lid sub b, „dat de woning 1 Juni kon worden verhuurd, doch deze „eerst met ingang van 1 Juli is toegewezen, is dan ook onjuist. „Op grond van het vorenstaande zijn wij van oordeel, dat „adressant de volle huur moet betalen over de maanden „April, Mei en Juni. „Tegen eene betaling in termijnen bestaat geen bezwaar, „maar een aantal van 8 is te lang. Het verschuldigde be- hoort, ook uit administratief oogpunt,, vóór 1 Januari e. k. „geheel te zijn voldaan. Het verleenen van uitstel is evenwel „een zaak, die tot de competentie van Burgemeester en „Wethouders en niet van den Raad behoort. „Ten slotte vestigen wij er Uwe aandacht op, dat het adres „gesteld is op ongezegeld papier, zoodat er geen beschikking „op kan worden genomen. „Wij stellen U voor, als Uw oordeel uit te spreken, dat „aan G. A. de J o n g h de huur over de maand Juni „ad f 41.67 niet kan worden kwijtgescholden. „Bij aanneming van dit voorstel zullen wij Uw oordeel „ter kennis brengen van de Jongh en hem daarbij mede- „deelen, welk uitstel van betaling wij hem nog kunnen „verleenen." Zonder eenige bedenking wordt dienovereen komstig besloten. 25. Nota van aanmerkingen van de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op het ter goedkeuring ingezonden raadsbesluit van 29 Juni j. 1., tot wijziging van de gemeente- begrooting voor het dienstjaar 1924. Bij deze nota is gevoegd een schrijven van Burgemeester en Wethouders, geleidende een ontwerp-antwoord op de door de Gedeputeerde Staten gemaakte aanmerkingen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 666