29 SEPTEMBER 1925.
671
C. „voor den bouw van bedoelde woningen met inbegrip
„van rioleering en bestrating een crediet te verleenen
„van f 125.000.en
d. „ons college te machtigen tot de aanbesteding van
„de hierbedoelde werken over te gaan."
De heer BOGMANS heeft vernomen, dat tengevolge
van de opheffing van dit bouwverbod, aan den tegenwoor-
digen eigenaar van het terrein de gelegenheid zal worden
benomen om zijn houten werkplaats om te bouwen in een
steenen. Spr. vraagt inlichtingen daaromtrent.
De heer PELSTER zegt, dat hem daarvan niets bekend
is. Spr. begrijpt echter niet, dat de opheffing van het bouw
verbod te dien opzichte bezwaar zou kunnen opleveren.
De heer BOGMANS verklaart, de afwikkeling van deze
zaak niet te willen ophouden; het zou hem evenwel spijten
als bedoelde eigenaar daardoor in zijn rechten werd beknot.
De heer ZIJLMANS zegt, den persoon in kwestie te
hebben gesproken. Het kwam hem daarbij voor, dat de man
door hetgeen thans wordt voorgesteld gedupeerd zou worden.
Indien dit werkelijk zoo is, vraagt Spr., of er dan geen
middel te vinden zou zijn om zulks te voorkomen.
De VOORZITTER deelt mede, dat heden van den ber
■wusten eigenaar een adres is ingekomen. Bij oppervlakkige
^beschouwing kwam het Burgemeester en Wethouders voor,
dat hij zijn bedrijf zonder bezwaar kan voortzettenhij
verliest geen grond.
De heer SCHRAUWEN deelt mede, dat de man inder
tijd vergunning heeft gevraagd om op zijn terrein een werk
plaats te mogen bouwen. Omdat er op dien grond een
tbouwverbod rustte, is hem toen slechts vergunning verleend