5 FEBRUARI 1925.
67
Zijl mans te mogen opmaken, dat deze uit een oogpunt
van woningbouw het niet noodig acht, dat annexatie ge
schiedt. Zulks komt Spr. inconsequent voor. De heer Zijl
mans erkent n. 1., dat de Belcrumpolder wanneer daar
een veemarkt en een abattoir gevestigd zullen zijn dient
te komen in het publiek rechtelijk, bezit van Breda, terwijl
dit motief dan niet zou gelden voor de woningen van bouw-
vereenigingen, die door Breda gesteund worden en voor
woningen door Breda zelf gebouwd. Naar Spr.'s opvatting
is dit evenwel hetzelfde.
Spr. is het met den heer Appelboom eens, dat het
belastingvraagstuk heel moeilijk onder cijfers is te brengen.
Wat de forensenkwestie betreft, moet men niet vergeten,
dat er in het te annexeeren gebied heel wat menschen wonen,
die geen forens zijn; die komen er dus ook bij. En dan moet
men ook eens rekening houden met de opbrengst van de
andere belastingen; men heeft het n. 1. altijd alleen over de
inkomstenbelasting. Spr. is ervan overtuigd, dat het bedrag,
dat wij aan diverse belastingen erbij zullen krijgen, meer
zal zijn dan de kosten, welke voor wegen en werken uit de
annexatie zullen voortvloeien. Spr. durft niet beweren, dat
een aanzienlijke verlaging van belasting van de voorgenomen
grenswijziging het gevolg zal zijn, doch hij acht de vrees
voor belastingverhooging als gevolg daarvan totaal ongegrond.
heer
De heer KORTEWEG merkt op, dat de heer Zij 1 man s
heeft beweerd, dat de noodzakelijkheid van grenswijziging
niet is aangetoond. In dit verband wijst Spr. er op, dat er
in Breda een tekort is van 1000 woningen. Waar moet men
nu gaan bouwen? De Algemeene Woningbouwvereeniging
tracht achter het R. K. kerkgebouw aan den Haagweg wo
ningen te bouwen, maar dat is grond van Princenhage en
die gemeente wil aan grondverkoop niet medewerken. Dit
voorbeeld alleen bewijst al, dat grenswijziging absoluut
noodzakelijk is. De heer Zijlmans heeft ook nog gezegd,
dat de bouwterreinen tengevolge van de annexatie duur