29 SEPTEMBER 1925. 685 Trambedrijf, dat op den dag van morgen wordt stop gezet en ons niets achterlaat dan schuld. Ik meen echter, Mijnheer de Voorzitter, dat wij hier willen maken een wachtgeldregeling voor het personeel en of dit nu is personeel van de Gasfabriek enz. of van de gemeente-tram, dit blijft voor de menschen, om wie het gaat, precies hetzelfde en ik meen dan ook, dat wij billijk en consequent zouden handelen als wij voor dit personeel hetzelfde deden, n. 1. dat wij voor hen eenzelfde wachtgeld regeling troffen als voor het ontslagen personeel van de Gasfabriek en dat wij ook hier de menschen, die boven den leeftijd van 50 jaar zijn, pensionneerden, wat toen ook ge schied is op voorstel van Burgemeester en Wethouders zelf. Toen werd door Burgemeester en Wethouders gezegd, dat de zes personen, die boven den leeftijd van 50 jaar waren, op grond van dien leeftijd, minder kans hadden om werkgelegenheid te vinden. (Zie daarvoor de gedrukte no tulen van 24 Juni 1924, blz. 608). Waarom thans niet een zelfde regeling? Kunnen nu deze menschen boven de 50 jaar wel werk vinden? Of is de gelegenheid thans nog minder voor dezen? Wij moeten hier bedenken, dat de ont slagenen der Gasfabriek over het algemeen aan meer zwaar deren arbeid gewoon waren dan het trampersoneel, van wie er velen zijn, die als het ware hun leven op de tram heb ben doorgebracht. Mijn meening is, dat voor de meesten hunner het thans nog veel moeilijker is om werkgelegenheid te vinden en dit zou dus, in aansluiting met hetgeen door Burgemeester en Wethouders gezegd is ten aanzien van het zestal gepensionneerden der Gasfabriek, nog een reden te meer zijn om voor de drie personen boven de 50 jaar, die bij het trampersoneel zijn, hetzelfde te doen. Mijnheer de Voorzitter, mocht dus het verzoek van het personeel zelf, al is het dan ook niet onderteekend, eerst in bespreking komen en mochten meerdere leden van den Raad er voor te vinden zijn om het trampersoneel een gelijke behandeling te geven, zooals door Burgemeester en Wethouders en door ons

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 685