29 SEPTEMBER 1925.
691
was tusschen het trampersoneel en de ontslagenen bij de
Gasfabriek, omdat laatstgenoemden op een vaste aanstelling
rekenden. Spr. komt daartegen op; de oudsten onder hen
hebben zeker nooit gedacht nog eens vast aangesteld te
worden, terwijl er indertijd wel degelijk aan gedacht is om
het tijdelijk Trambedrijf in een vast bedrijf om te zetten.
Het personeel dacht ook niet anders dan dat dit zou gebeuren.
De heer COHEN zegt, naar aanleiding van het feit, dat
Wethouder Moll in deze de regeling van een andere ge
meente tot voorbeeld heeft genomen, te hopen, dat hij dit
in andere gevallen ook zal doen en zich b. v. ten opzichte
van het werkloosheidsvraagstuk zal spiegelen aan de regeling,
welke daaromtrent te Zaandam getroffen is.
De heer APPELBOOM geeft in overweging, bij de te
treffen regeling rekening te houden met degenen, die eventueel
in gemeente-dienst zullen worden genomen.
De VOORZITTER antwoordt den heer Appelboom,
dat de consequentie dan zou medebrengen, dat men ook op
dezelfde wijze rekening hield met degenen onder hen, die
in particulieren dienst gaan. De kwestie is door Burgemeester
en Wethouders overwogen. Zij hebben de conclusie ge
trokken, dat het beter is een dergelijke bepaling niet in de
wachtgeldregeling op te nemen.
het
De heer APPELBOOM merkt op, dat een zoodanige
bepaling in de wachtgeldregelingen van het Rijk wel is op
genomen.
De VOORZITTER deelt, wat de vraag van den heer
Z ij 1 m a n s betreft, mede, dat in dit geval van pension-
neering geen sprake kan zijnhet trampersoneel is in den
laatsten tijd aangenomen op arbeidscontract, terwijl men