8 OCTOBER 1925. 705 De VOORZITTER is het over het algemeen eens met den heer Z ij 1 m a n s, maar deze ziet den goeden grond voor deze credietaanvraag voorbij. Vóór anderhalf jaar kon men moeilijk weten, hoe de eindrekening zou zijn. Er komen in den loop van het werk posten bij, waaraan destijds niet gedacht is en posten, waarvoor Burgemeester en Wethouders niet apart bij den Raad wilden komen, b. v. de benoodigde bedragen voor de aanschaffing van boekenstellingen, de kosten voor verwisseling van kantoren ten Stadhuize, het inrichten van wethouderskamers enz. Zoo was te voren niet te ramen een post voor bestratingswerken en beplanting; men had daar toen nog geen oog op. Ook het aanbrengen van een tusschenwand in de benedenzalen was toen nog niet te voor zien. Dan zijn er nog verschillende werken, die in de practijk niet meevallen, zooals de verbouwing van de kosterswoning, behoorende bij de Luthersche kerk. Men kan dergelijke dingen niet altijd te voren juist bepalen en berekenen. Dit geldt b. v. ook voor de later noodig gebleken versterkingen onder de nieuw-archiefzaal, welke zich boven het bevolkingsbureau bevindt. Thans was het moment gekomen voor een goed overzicht en er bestaat kans, dat het aanvullingscrediet niet ten volle gebruikt zal behoeven te wordenBurgemeester en Wethouders hebben het niet te beperkt willen nemen, opdat zij niet nogmaals bij den Raad zouden moeten aan kloppen. Het crediet zal niet overschreden worden; het is in elk geval een maximum, waarbinnen te blijven Burgemeester en Wethouders een eere zal zijn. Laat het den Raad een troost zijn, dat men waar krijgt voor zijn geld en laat men bedenken, dat de belangstelling van de ingezetenen, zich in verschillende vormen uitend, steun geeft aan de gedachte hier iets goeds tot stand te brengen. De heer APPELBOOM verneemt met genoegen, dat dit de laatste crediet-aanvraag voor den Stadhuisbouw is. De Raad is langzamerhand gewoon geraakt aan het telkens verzoeken om verhooging van credieten. De toelichting van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 705