70 5 FEBRUARI 1925. annexeeren terreinen geen eigendommen van de gemeente Breda gelegen zijn. Van inconsequentie is dus hier geen sprake. De VOORZITTER: U moet niet achter de feiten aan- loopenVolgens Uwe redeneering zou er dus eerst dan annexatie mogen plaats hebben, wanneer er een eigendom op het grondgebied van een andere gemeente gelegen is. De heer ZIJLMANS, voortgaande, zegt, dat de heer Pels ter de veronderstelling heeft gemaakt, dat de finan- cieele gevolgen van de annexatie niet zullen tegenvallen. Op denzelfden grond n.l. zonder bewijzen persisteert Spr. bij zijn meening, dat de belastingen verhoogd zullen moeten worden, te meer daar Breda, zooals reeds in art. 8 van het wets ontwerp is vastgelegd, heel wat schadevergoedingen te betalen zal krijgen. Wat het gebrek aan samenwerking betreft tusschen Breda en de omliggende gemeenten Spr. maakt niet alleen Breda daarvan een verwijt, doch is overtuigd, dat, als het annexatie- spook de buitengemeenten niet meer verontrust, door samen werking alles te bereiken zal zijn en zulks van hooger hand zelf kan geregeld worden. Spr. geeft toe, dat er opschriften en uitlatingen gebezigd zijn, welke beter achterwege hadden kunnen blijven, doch ook hierbij denke men er aan, dat de voorgestelde annexatie tegen den wil der buitengemeenten geschiedt. Ten slotte merkt Spr. op, dat, waar de buitengemeenten tegen haar wil zouden geannexeerd worden, het niet aangaat, dat zij hier met cijfers moeten bewijzen, dat haar de bestaans mogelijkheid ontnomen zou worden. De heer MOLL wijst, in verband met de door den heer Zijlmans verkondigde theorie in zake woningbouw, op de enorme moeilijkheden, waarop men zou stuiten, indien Breda er toe overging, woningen^te bouwen in een andere gemeente.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 70