712 8 OCTOBER 1925.
I
„Ofschoon de Lager-Onderwijswet als regel het recht van te
„verhaal op de buitengemeenten toekent voor uitgaven, die or
„aan de gemeente ten behoeve van het bijzonder onderwijs vi
„zijn opgelegd, voor zoover daarbij buitenleerlingen zijn be- le<
„trokken, zoo bestaat dit verhaalrecht niet ten aanzien van
„de vergoedingen voor boventallige leerkrachten. Deze uit-
„gaven komen geheel ten laste der gemeente, welke die de
„uitgaven moet bekostigen, ook al zouden die voor een 1 m
„overgroot deel strekken ten bate van buitenleerlingen." de
to
De heer KOOPERBERG zegt het volgende: m
Mijnheer de Voorzitter,
9«
Met gemengde gevoelens nam ik kennis van het voorstel, S{
gedaan door ons geacht medelid, den heer Speyartvan m
W o e r d e n. Ik herhaal met gemengde gevoelens, omdat
verschillende colleges niet vrijuit gaan, wat de duidelijkheid
en uitleg der samenstelling, nog beter gezegd, der redactie ee
van de Lager-Onderwijswet betreftzelfs een zoo deskundig za
man als een onzer hoofdambtenaren van het Stadhuis gaf la
aan het bestuur eener bijzondere school een zoodanig advies, ki
dat zij zonder eenig bezwaar aanvraag om restitutie voor o<
boventallige leerkrachten kon doen. Ook Gedeputeerde v;
Staten versterken de opvatting der schoolbesturen (zie hun H
besluit van 30 Januari 1924, G. no. 324). Moeten de school- te
besturen, indien zij verplicht worden het eenmaal ontvangene d<
terug te geven, nu Gedeputeerde Staten daarvoor aanspreken? d<
Volgens mijn opvatting is zulks uitgesloten. al
Het is mij bekend, Mijne Heeren, dat een hier bestaande d<
inrichting van onderwijs, welke van de vergoeding profiteerde, v<
niet meer in staat is de haar verstrekte gelden te restitueeren, di
wijl deze uitgegeven zijn aan traktementen. bi
Ten slotte, Mijne Heeren, maakt het toch wel een zeer
eigenaardigen indruk, dat tengevolge van de uitspraak van
den Hoogen Raad slechts één gemeente, n. 1. Hilversum, di
deze uitspraak te baat nam om terugbetaling te vorderen, ai
