714
8 OCTOBER 1925.
daan in strijd met de wetsopvattinger zijn derhalve wel
degelijk termen aanwezig om die gelden terug te vorderen.
Wanneer men daartoe niet zou overgaan, dan zou dit alleen
kunnen zijn uit billijkheidsoverwegingen. De vraag is echter
Bestaan die billijkheidsgronden? Gesteld eens, dat de school
besturen die boventallige leerkrachten zelf hadden moeten
betalen, zouden zij ze dan in dienst gehouden hebben? Zoo
niet, dan is het onbillijk om de kosten, daaraan verbonden,
op de gemeente te schuivenzoo ja, dan behooren de ouders
van de leerlingen de lasten te dragen en niet de gemeente
Breda. Het is evenwel ook mogelijk, dat de schoolbesturen
niet anders konden doen dan die leerkrachten in dienst
houden. Hem is medegedeeld, dat dit inderdaad het geval
was. De verbouwing van de Nutsschool aan de Catharina-
straat zou n. 1. ten doel hebben gehad de afschaffing van
boventallige leerkrachten. Die verbouwing nu zou door de
gemeente vertraagd zijn. Is dit juist, dan zou de gemeente
de schuld ervan dragen, dat het schoolbestuur die boven
tallige leerkrachten nog zoolang in dienst heeft moeten houden,
en dan zou het billijk zijn, de gelden niet terug te vorderen
staat de verbouwing los daarvan, dan is het billijk, dat het
schoolbestuur zelf de lasten draagt. Spr. zou daarom gaarne
antwoord hebben op de vraagHield de verbouwing inder
daad verband met de afschaffing van boventallige leerkrachten
Van het antwoord op deze vraag hangt af, hoe hij zal
stemmen.
Ten slotte gaat Spr. nog even de cijfers met betrekking
tot de Nutsschool na en zegt, dat men daaruit moeilijk de
conclusie kan trekken, dat het schoolbestuur alles gedaan
heeft om een zoo zuinig mogelijk beheer te voeren.
De heer SPEYART VAN WOERDEN wil bij de be
handeling van deze aangelegenheid even in gedachten terug
gaan naar de eerste maal, dat hier desbetreffende aanvragen
behandeld zijn. Die aanvragen betroffen vergoeding voor
boventallige leerkrachten over het jaar 1921. Het was eerst