8 OCTOBER 1925. 715 op 27 Juli 1923, dat zij den Raad bereikten. En wat zien wij nu gebeuren? De zaak komt in behandeling en de Raad neemt zonder eenige bedenking aan, dat de schoolbesturen geen aanspraak op vergoeding kunnen laten gelden. Wan neer thans een meerderheid voor Spr.'s voorstel zou worden gevonden, dan zouden de schoolbesturen zich in dezelfde positie zien geplaatst als op 27 Juli 1923. Toen het ongun stig votum was gevallen, zijn deze daarvan in beroep gegaan bij Gedeputeerde Staten. Op 9 October 1923 kwam de Raad in zijn nieuwe samenstelling op het votum van 27 Juli terug. Inmiddels was de zaak nog bij Gedeputeerde Staten aanhan gig. Op 30 Januari 1924 mochten de schoolbesturen de voldoening smaken door Gedeputeerde Staten in het gelijk te worden gesteld. Burgemeester en Wethouders hebben den Raad toen voorgesteld een beslissing van de Kroon uit te lokkenSpr. was daarvan een warm voorstander. Immers, het was een strijdvraag, hoe men het woord „even zooveel" in artikel 100 (oud) der L. O.-wet 1920 moest opvatten. Spr. is het dan ook niet met den heer Haaiman eens, dat men daaromtrent overal dezelfde opvatting huldigde als die, welke Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant waren toegedaan, integendeel,/nr waren ether meet1 gagaghabbends collcgeo1 in uudoi'O proiiiinriërii rlio "nn oordfff?! nnrnyf dat die gelden den schoolbesturen niet toekwamen. Het is daar om zoo te betreuren, dat toen de Kroon niet de gelegenheid is gegeven om uitspraak te doen. De Raad heeft destijds gemeend zelfstandig te kunnen oordeelen onder voorlichting van een onderwijs-specialiteit als de heer Van L u ij t e 1 a a r. Men heeft daarbij echter over het hoofd gezien, dat het hier geen onderwijs-kwestie gold, maar het kunnen lezen van een wetsartikel in samenhang met zijn geschiedenis. In verband hiermede wil Spr. even terugkomen op hetgeen de heer Z ij 1 m a n s heeft gezegd over een in 1923 plaats ge had hebbende wetswijziging. Wat de heer Z ij 1 m a n s bedoelt, is evenwel niets anders geweest dan een wetsver- duidelijking. Men heeft toen niet meer gedaan dan een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 715