726 8 OCTOBER 1925. verbouwing niet alleen de afschaffing van de boventallige leerkrachten ten doel hadmen had dan met een zeer een voudige verbouwing kunnen volstaan. Spr. zal dan ook nu stemmen voor het voorstel van den heer Speyart van W o e r d e n. De heer KORTEWEGDus U laat Uw stem alleen afhangen van de vèrbouwingskwestie? De heer APPELBOOM: Ik heb van begin af aan erkend, dat de gemeente rechtens volkomen bevoegd is, de gelden terug te vorderen. Alleen uit billijkheidsoverwegingen zou zulks nagelaten kunnen worden. Nu echter die billijkheids- gronden zijn vervallen, zie ik niet in, waarom de gemeente niet tot terugvordering zou overgaan. De heer SPEYART VAN WOERDEN wil nog een enkele opmerking maken. Als Spr. het standpunt van de heeren H o r n i x c. s. goed begrijpt, dan gaan dezen van de volgende redeneering uit: „De gelden zijn door de schoolbesturen te goeder trouw ontvangen wij willen hen nu niet dupeeren door ze terug te vorderen." Wanneer er nu een aanvraag kwam, dan zouden zij die uit een oogpunt van consequentie nog moeten inwilligen. Spr. vindt het zeer gevaarlijk en beangstigend om zich door zuivere gemoeds overwegingen te laten leiden, waar het de oplossing van een rechtskwestie geldt. De heer VAN WERKHOOVEN vraagt, of het inderdaad mogelijk is, dat er nu nog aanvragen om vergoeding van boventallige leerkrachten komen. De VOORZITTER antwoordt, dat er nog enkele aan vragen om vergoeding loopende zijn tot een bedrag van f 9000. Spr. wenscht den heer Van W erkhooven even in herinnering te brengen, dat hij indertijd voor het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 726