732 8 OCTOBER 1925. specteurs f 150.voor de hoofdagenten f 125.— en voor de agenten f 100. In uniform dienst doende, dragen zij geen andere boven- kleedingstukken, wapenen en verdere uitrusting dan volgens de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde modellen. De wapenen en verdere uitrusting blijven eigendom van de gemeente. Bij het verlaten van den dienst blijft de uniform- kleeding eigendom van de gemeente, zoolang de door den betrokken ambtenaar of beambte gemaakte kleedingschuld niet geheel is voldaan. De uniformkleeding wordt vervaardigd door een daartoe door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen leverancier, aan wien tevens wordt opgedragen eventueele veranderingen of reparaties aan te brengen". Artikel 7. Aan het slot van dit artikel toe te voegen ,,De toelage wordt slechts verleend aan hen, die op 1 April 1925 in dienst waren en vóór 1 Januari 1927 in het bezit van een der diploma's zijn". Artikel 11. Vervalt. c. „Door het lid van Uwen Raad, den heer Baron „S p e y a r t van W o e r d e n, werden eenige opmerkingen „tot den Voorzitter van ons College gericht, die het voor gestelde art. 4 der verordening, regelende de inrichting der „plaatselijke politie, in de gemeente Breda betreffen en, de „strekking ervan onaangetast latende, verbetering en ver duidelijking beoogen. „De opmerkingen bedoelen in de eerste plaats duidelijk „te doen uitkomen, dat, ook bij toekenning van de kleeding- „toelage, de verstrekking van de uniformkleeding van ge meentewege geschiedt, zulks naar door Burgemeester en „Wethouders te stellen regelen. „In de tweede plaats zoude bij aanstelling een stel boven-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 732