736
8 OCTOBER 1925.
anderen te waken, buiten hun schuld, den indruk kunnen
wekken, alsof zij niet in staat waren behoorlijk zich zelf te
verzorgen.
Wat zijn nu de voordeelen, Mijnheer de Voorzitter?
Volgens de cijfers, die ons verstrekt zijn, zou dit neer
komen op f 2225.per jaar. Ten minste als we het bedrag
nemen, dat voor 1925 weergegeven wordt. Nemen we de
cijfers van 1922, '23 en '24 dan scheelt het meer. Maar
daardoor wordt het voorstel voor mij onaannemelijker. Want
hoe grooter het bedrag wordt, dat de Gemeente er uitslaat,
hoe meer de menschen moeten missen. Ik meen dan ook,
Mijnheer de Voorzitter, dat het bedrag, hetwelk hier be
zuinigd wordt, niet opweegt tegen de nadeelen, die hieruit
kunnen voortvloeien.
Dan komt er nog bij, Mijnheer de Voorzitter, dat door
Burgemeester en Wethouders wordt voorgeschreven, van
wie de kleeding moet worden betrokken en bij wie de
reparatie moet geschieden, terwijl men over niet meer geld
beschikt dan in het voorstel wordt genoemd. Mijnheer de
Voorzitter, ik ben het er mede eens, dat dit niet anders
kan, omdat men verzekerd moet zijn van kwaliteit enz.
Maar, daarom zou dan ook alleen Uw voorstel goed door
te voeren zijn als het bedrag zeer ruim genomen werd.
En omdat dit ruim nemen in het nadeel der Gemeente
zou zijn, meen ik dat aan „kleeding op dracht" de voorkeur
moet worden gegeven.
In het oorspronkelijk voorstel, Mijnheer de Voorzitter,
staat: „Jaarlijks wordt b. v. omstreeks de maand Februari,
nadat de rekeningen geverifieerd zijn en het saldo te goed
de f 50.— te boven gaat, dit aan hen, die daarvoor in aan
merking komen, uitgekeerd". Wordt dit toegepast, Mijnheer
de Voorzitter, dan zal dit m. i. tot gevolg hebben, dat er
ten slotte doordat toch op tijd de uniformen enz. moeten
worden vernieuwd, men geen te goed, maar schuld op zijn
boekje zal hebben. Hierdoor zal de bezuiniging een schijn-