744 8 OCTOBER 1925. te vinden. De heer Van Hattem heeft gevraagd, of de toestand van de kleeding thans zoo slecht is, dat dit voorstel noodzakelijk is. Dat is zij niet, maar daar gaat het hier niet om. De vraag, welke men zich moet stellen, is: Kan hetzelfde bereikt worden met minder kosten? Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord, want niemand zal kunnen tegenspreken, dat men op die manier tot een zuiniger behandeling van de kleeding zal komen. Wèl kan de vraag worden opgeworpen Kan men het politie-personeel dien last opleggen? Spr. erkent, dat het niet zoo heel ge makkelijk zal gaan om tot een overschot te komen, maar dit mag ook niet een hulp zijn bij het salaris. Degenen, die hierin een achteruitgang van het salaris zien, moeten zich van dat idéé losmaken bij de behandeling van dit voorstel. Naar aanleiding van het door den heer H o r n i x ge sprokene, zegt Spr., dat hij nog nimmer heeft hooren ver kondigen, dat men kleine bezuinigingen niet moet betrachten. De heer H o r n i x heeft daardoor zichzelf van den troon, dien hij zich als aartsbezuiniger had opgericht, gestooten. De heer HORNIX: Het is nog de vraag, of met de voorgestelde regeling een bezuiniging bereikt zal worden De VOORZITTER wijst er den heer Hornix op, dat in de stukken is voorgerekend, dat daardoor toch nog f 6000,— per jaar zal worden bezuinigd. Op kleeding is zulk een bezuiniging zelfs zeer belangrijk te noemen. Ver volgens zegt Spr., dat de hulde, hem door den heer Kroone voor zijn beleid ten opzichte van de politie gebracht, hem in zijn positie versterkt, want als men ervan overtuigd is, dat Spr. met het politie-personeel steeds het goede voorheeft en daadwerkelijk heeft betracht, dan wordt het voor den Raad des te moeilijker om tegen dit voorstel te stemmen. Men heeft voorts beweerd, dat de uitvoering van de voor gestelde regeling zoovele moeilijkheden zal opleveren; de heer Van Hattem heeft echter zelf erkend, dat de zaak

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 744