Ill
30 OCTOBER 1925.
14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, om zich
in rechten te verzetten tegen een eisch van de bouwborgen
H. N ederhorst en H. W. P a e s, die het door den
aannemer C. van Ballegooijen verlaten werk in den
Belcrumpolder hebben voortgezet, in zake het benoemen
van een lid der commissie, bedoeld bij paragraaf 495 der
Algemeene Voorschriften.
De heer HAALMAN verklaart, bijzonder onaangenaam
te zijn getroffen door het feit, dat hij en zijn medeleden
eerst kennis hebben kunnen nemen van deze zaak nu zij
een punt van de agenda uitmaakt. Dientengevolge kan de
Raad nu niet anders doen dan het voorstel van Burgemees
ter en Wethouders aanvaarden. Het exploit dagteekent reeds
van medio Juni j. 1. Wanneer men nu bedenkt, dat hoogst
waarschijnlijk aan dit exploit toch ook nog mondelinge en
schriftelijke gedachtenwisselingen zullen zijn voorafgegaan,
dan had de Raad toch wel eerder, b. v. in een van de vele
besloten vergaderingen, welke sindsdien zijn gehouden, met
een en ander op de hoogte kunnen worden gesteld. Nu
staat de Raad geheel onvoorbereid tegenover deze zaak.
Spr. hoopt, dat kwesties als deze zich in de toekomst niet
meer zullen voordoen, doch mocht dit wèl gebeuren, dan
dringt hij er ten sterkste op aan, den Raad daarmede eerder
in kennis te stellen dan in dit geval is geschied.
De heer PELSTER zegt, dat als men aan den wensch
van den heer Haaiman wilde voldoen, de Raad telkens
en telkens weer bijeen zou moeten worden geroepenwant
moeilijkheden van allerlei aard doen zich voortdurend voor.
Alvorens te beslissen, of men zich tegen een rechtsvordering
verweren zal, behoort eerst rechtskundig advies te worden
ingewonnen. Met de samenstelling van het advies in deze
zaak was vrij lange tijd gemoeid, aangezien het bij deze
kwestie over een twintigtal punten ging, waaromtrent aan
den advocaat nog inlichtingen verschaft moesten worden.