780 30 OCTOBER 1925. „Indien op den verschijndag het totaal der gestorte bedragen, „vermeerderd met de rente, minder is dan het bedrag der „verschuldigde annuïteit, houdt de rentevergoeding op en „wordt daarentegen de vereeniging aan de gemeente ver schuldigd een rente, gerekend naar 3 per jaar over de „ontbrekende som, doch, ingeval het Rijk voor zich wegens „te late betaling een hoogere rente berekent, te berekenen „naar dit laatste." „Doordat tegenwoordig alle betalingen van het Rijk aan „de gemeenten loopen over de Bank voor Nederlandsche „Gemeenten en de gemeenten voor eventueel verschuldigde „betalingen aan het Rijk bij die Bank worden gecrediteerd, „waarvoor een rentevergoeding is verschuldigd van 5 °/0,. „komt het ons gewenscht voor, het bedrag der rente wegens „niet tijdige betaling van annuïteiten, in bovengenoemde „regeling vastgesteld op 3%, te brengen op 5°/„ en te laten „vervallen de woorden„doch ingeval het Rijk voor zich „wegens te late betaling een hoogere rente berekent, te „berekenen naar dit laatste", omdat door het aangaan eener „rekening-courant-overeenkomst met de Bank der Vereeni- „ging van Nederlandsche Gemeenten tijdige betaling der „annuïteiten door de gemeente steeds verzekerd is. „Wij hebben de eer U voor te stellen dienovereenkomstig „te besluiten." Niemand der leden hiertegen eenige bedenking hebbende, wordt dienovereenkomstig besloten, 16. Geloofsbrieven van het nieuwbenoemd raadslid M. M e ij v i s. De VOORZITTER geeft in overweging, deze stukken ter fine van onderzoek en rapport te stellen in handen eener commissie van drie leden. Hiertoe besloten zijnde en op verlangen van den

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 780