794 30 OCTOBER 1925. De heer PELSTER antwoordt, dat ook dit in de stukken is vermeld. Spr. wijst op het desbetreffend artikel van de ontwerp-overeenkomst en zegt, dat zulks vrij bezwarend is, maar daarom dan ook zal verhinderen, dat van de tweede overeenkomst een ruim gebruik wordt gemaakt. De heer SPEYART VAN WOERDEN: Ligt aan deze overeenkomst ook de bedoeling ten grondslag, dat de over tollige kasgelden niet te lang renteloos in de kas van den gemeente-ontvanger blijven liggen? De heer PELSTER: Er is een raadsbesluit, waarbij wordt bepaald, dat die gelden op prolongatie moeten worden ge plaatst bij de Amsterdamsche Bank. De heer SPEYART VAN WOERDENBij het onder zoek der gemeente-rekening over 1923 is gebleken, dat zulks in den loop van dat jaar slechts drie maal heeft plaats ge had. Is het nu de bedoeling dit meer te gaan doen? De VOORZITTER: Het komt niet vaak voor, dat er groote bedragen in de kas van den gemeente-ontvanger liggen: deze regeling zal daartoe bijdragen. De heer KOOPERBERG vindt een vergoeding van 2 l/a °/0 voor het crediet niet hoog. Spr. gelooft, dat men bij de Amsterdamsche Bank meer rente zal maken. De heer PELSTERDat kan wel zijn. De heer KOOPERBERG geeft derhalve in overweging, zorg te dragen, dat men bij de Bank voor Nederlandsche Gemeenten zoo weinig mogelijk in creditrekening heeft staan. De heer APPELBOOM zegt, dat men vroeger het over tollige kasgeld niet in deposito kon geven, omdat er toen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 794