30 OCTOBER 1925. 802 De heer HAALMAN ziet in het schrijven van Gedepu teerde Staten niet meer dan het uiten van hun eigen mee ning; er kan niet uit gelezen worden, dat zij van plan zijn de verordening ter vernietiging voor te dragen. En al was dat zoo, dan zou het nog niet noodig zijn, dat de Raad zijn standpunt in deze wijzigt. Spr. wijst in dit verband op Arnhem, waar de verordening betreffende het bezorgen van melk op Zondag precies eender luidt als hier; in dat geval vond de Kroon geen aanleiding om de verordening te ver nietigen. In het Weekblad voor Gemeentebelangen (jaargang 1924) komt een verhandeling over dit onderwerp voor van de hand van Mr. G i e s e k emen leest daarin het volgende „Gedeputeerde Staten hebben aan de Kroon voorgesteld „de verordening te vernietigen wegens strijd met het alge- „meen belang, aangezien zij het verbod, vooral gedurende „den zomertijd, niet in overeenstemming achtten met de „hygiënische belangen van zieken en zuigelingen, voor wie „men zich ook op den Zondag versche melk behoorde te „kunnen verschaffen in het geval de omstandigheden het „den verzorgers niet mogelijk maken deze te gaan afhalen „bij een bedrijf waar melk wordt verkocht. „Voor vernietiging heeft de Kroon echter geen termen „aanwezig geacht. De Minister van Arbeid, in wiens handen „het bovenbedoelde schrijven ter afdoening werd gesteld, „plaatste zich op het standpunt, dat de Arnhemsche veror dening in den toestand, wat de melkvoorziening betreft, „practisch weinig verandering zou brengen, omdat in de „groote gemeenten aan de consumenten toch al bijna geen „versche melk meer werd afgeleverd. Het bezwaar, dat voor „kinderen en zieken niet steeds op de meest hygiënische „wijze bewaarde melk ter beschikking zou zijn, achtte hij „overdreven, aangezien het afhalen van melk bij melkbe- „drijven vrij bleef. Voor het geval de omstandigheden den „verzorgers zouden beletten zulks te doen, achtte de Minis ter een „noodtoestand'' aanwezig, zoodat naar des Ministers

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 802