1 DECEMBER 1925. 831 Het lid, de Wethouder Moll, deelt dit gevoelen niet en acht uitkeering van 25.ongeacht elke bijkomende verdienste, geboden. C. flrbeidstijdclausule, Het College is van oordeel, dat wat het rijden van de bussen betreft, het maximum van 48 uren niet is overschre den; de zestien uren, waarin dagelijks wordt gereden, worden over twee chauffeurs verdeeld. Tijdige aanwezigheid in de garage en eenig voor- en nawerk doen dan voor deze. dan voor gene eenige afwijking ontstaan. Aan het al of niet belangrijke van deze afwijking wordt aandacht gewijd. De heeren Haaiman en Van Hattem wenschen hierover het woord te voeren. De heer Moll, als persoon lijk aangevallene, stelt er prijs op, dat door hem eerst hier over mag worden gesproken, waartegen de heeren Haai man en Van Hattem wel geen bezwaar zullen hebben Genoemde heeren verklaren zich bereid den heer Moll het eerst het woord te laten voeren. De heer MOLL zegt het volgende; Van zeer hoogstaande zijde is me dringend verzocht op dergelijke laagstaande critiek van de zijde van U Mijnheer de Voorzitter met geen enkel woord te reageeren. Mijnheer de Voorzitter, aan dat verzoek kan ik niet voldoen. Laat me kort zijn maar niettemin duidelijk. Sedert eenige jaren ben ik het stootblok in Uw College, omdat ik in het openbaar meermalen met U van meening heb durven te verschillen. Het is niet de eerste keer Mijnheer de Voorzitter, dat men mij trachtte te compromitteeren, waarin U, zoo ik goed ben ingelicht, een rol zou hebben gespeeld. Ook thans weer, Mijnheer de Voorzitter, kunnen we zoo iets constateeren, waarbij U de eerste viool speelt. Ik betreur Uwe houding, want het doel heiligt bij U de middelen en protesteer met klem, tegen de mij door U ten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 831