832 1 DECEMBER 1925. laste gelegde beschuldigingen in Uwe nota d.d. 24 November j.l. aan Burgemeester en Wethouders, welke nota den Raad is toegezonden en is gepubliceerd in de pers. Ook gaat mijn protest tegen het rapport van den Heer Commissaris van Politie en tegen het communiqué inzake de politierapporten in de pers waarin is weggelaten de verklaring van den Heer Inspecteur Van der Schatte Olivier. Deze Inspecteur zegt in zijn rapport het volgende ,,De Chauffeur, die mijn hulp had ingeroepen, verklaarde mij desgevraagd dat hij van bedoelde personen, persoonlijk geen last had ondervonden, en dat hij politie-hulp had in geroepen op last van zijn patroon, den Heer B r o o s." Verder Jezen we in hetzelfde rapport, dat op dat oogenblik binnen trad de Heer Moll en hem de volgende woorden hoorde bezigen „Met den chauffeur hebben we niets te maken, ieder die zijn zitprijs heeft betaald kan mederijden." Mijnheer de Voorzitter, in welk verband zijn deze woorden door mij gebezigd Toen ik de bus wilde instappen, het was de eerste keer dat ik dien dag van een bus gebruik maakte, werd mij de toegang geweigerd door een achttienjarigen jongeling, welke de betrekking bij de Monopol vervult van boekhouder, controleur, conducteur. Was het niet dat juist de Heer Broos daar aanwezig was, dan had deze jongeling mij den toegang tot de bus willen ontzeggen. En waarom V Waarschijnlijk omdat ik het schelmstuk had uitgehaald acht dagen vroeger 10 ongeorganiseerde chauffeurs onder te brengen in de Katholieke Vakorganisatie, wat niet precies naar den zin was van den Heer Broos en dit jongmensch zeer zeker voor mij zal zijn gewaarschuwd. Nauwelijks was de bus aan het rijden of ik werd door dit jongmensch op grovelijke wijze beleedigd. Mijnheer de Voorzitter, ik kan dit staven met bewijzen en heb daarmee zelfs aan het station de politie in kennis gesteld. Nu wat betreft het rapport van den Commissaris van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 832