1 DECEMBER 1925. 833 Politie. Op de eerste plaats wil ik wel verklaren, in tegen stelling met het rapport, dat geen enkele der ontslagen chauffeurs dien dag met de bussen heeft medegereden hier constateer ik dus een grove onjuistheid. De VOORZITTER Dat staat niet in dat rapport. De heer MOLL Dat staat er wel in. De VOORZITTERDan heeft U het rapport niet goed gelezen. De heer MOLLIk heb het goed gelezen. Geef U mij het rapport maar eens, dan zal ik het voorlezen, De heer Moll leest: „des morgens belde mij de heer Broos op, die mij mededeelde, dat verschillende ontslagen chauffeurs in de autobussen medereden." De VOORZITTER Ziet U wel dat het er niet instaat. De heer Broos deelde den Commissaris van Politie mede, dat verschillende ontslagen chauffeurs in de autobussen medereden. Niet de Commissaris dus, maar de heer Broos is de zegsman. De heer MOLL vervolgtOp de tweede plaats dat slechts 2 personen met de bussen hebben medegereden, namelijk de heeren Jongeneelen en Bastianen en /ft tart U mij meerdere personen te noemen. Mijnheer de Voorzitter. Ik constateer opnieuw een be- driegelijke voorstelling van zaken. Nu iets over de zoogenaamde mededeeling van den heer J. aan den Commissaris van Politie. Ik leg even vast, dat genoemde heer reeds persoonlijk bij den heer Commissaris van Politie heeft geprotesteerd en heb het genoegen de volgende verklaring te mogen voorlezen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 833