1 DECEMBER 1925.
835
„hoorlijks heeft kunnen constateeren. Persoonlijk heeft hij
„mij op 't Stationsplein medegedeeld, dat hij het jammer
„vond dat hij zelf niets van ons optreden in de bussen heeft
„gezien, waarop ik hem voorstelde nog een ritje in mijn
„tegenwoordigheid te willen mede maken, opdat hij zichzelf
„van een en ander zou kunnen overtuigen. Hierop werd
„door hem afwijzend beschikt.
„Tenslotte zij U medegedeeld, dat chauffeurs en conduc
teurs meermalen hebben getracht mij te irriteeren en daar
door relletjes uit te lokken om zoodoende te komen tot
„een politioneel verbod."
Gaarne tot Uwen dienst bereid,
(w.g.) JONGENEELEN.
Ik kom thans tot het tweede gedeelte van het rapport
van den Commissaris. Hierin deelt de Commissaris mede,
dat het in één der bussen volgens verklaring van Mevr.
Sluyters-Hirdes, in de achterbuurten niet erger kon
toegaan.
Mijnheer de Voorzitter, als ooggetuige het volgende
De man, die in de bus had plaats genomen, n.l. de heer
Bastianen, deelde rustig aan degenen die er prijs op
stelden een manifest uit, waarin het verloop van het con
flict werd uiteengezet. Zulks ging rustig tot aan het Sophia-
plein, toen in de bus plaats namen één der taxi-chauffeurs
van den heer Broos met zijn meisje, plus eenige vrienden
met hunne dames die de uitdrukkingen bezigden, zooals in
het rapport van den heer Commissaris is vermeld. Mijnheer
de Voorzitter, dit en dit alleen gaf aanleiding tot onaan
genaamheden op de Baronielaan, waarvan in het rapport
buitengewoon overdreven sprake is.
Mijnheer de Voorzitter, hoe rijmt men de verklaring van
Mevr. Sluyters-Hirdes in het rapport van den Com
missaris van Politie, met het optreden tegen bedoelden
Bastianen? Immers genoemde getuige verklaart, dat ik
de aanleiding zou zijn geweest tot alles wat is geschiéd,