1 DECEMBER 1925. 845 Verder acht spreker het karakteristiek voor het beleid van den Voorzitter, dat deze niet heeft wiilen voldoen aan het uitschrijven van eene spoedeischende vergadering, die door 12 leden was aangevraagd. Spreker verwijst hierbij naar den Open Brief van den heer Haaiman, waarmede hij volkomen instemt. De VOORZITTER. Ook wat betreft het juridische gedeelte De heer VAN HATTEM meent, dat de Voorzitter uit deferentie voor den Raad aan dit verzoek eerder had be- hooren te voldoen. Inmiddels hoopt spreker, dat de Raad aan dit conflict eene goede oplossing zal weten te geven. De heer KROONE zegt het volgende Mijnheer de Voorzitter. Ik had aanvankelijk de bedoeling om ook het conflict van den aanvang af na te gaan, maar aangezien er reeds door de vorige heeren voldoende over is uitgewijd, wil fk nog alleen de aandacht vestigen op enkele zaken, waarop niet genoeg de aandacht kan worden gevestigd. Zoo wil ik wijzen. Mijnheer de Voorzitter, op hetgeen de heer Broos zegt in den brief welke hij ter verdediging van zijn standpunt aan U heeft gezonden, over de vrijheid van organisatie. Hij zegt n.l., dat het personeel zich gerust mag organiseeren en dat het ontslag niet omdat zij geor ganiseerd waren, heeft plaats gehad. Mijnheer de Voorzitter, ik moet deze verklaring bestrijden. Wethouder Moll heeft reeds gewezen op het feit, dat voorheen geen organisatie geduld werd bij dezen heer en dat de bewijzen hiervan berusten in het archief van den R. K. Metaalbewerkersbond welke gevestigd is te Utrecht. Ik wil U wijzen op hetgeen thans is geschied. Zoo is mij bekend, Mijnheer de Voorzitter, dat een zekere J. van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 845