850
1 DECEMBER 1925.
Voorzitter, dat ik mede namens de heeren Van Hattem
en Haaiman het volgende voorstel indien
De Raad der gemeente Breda eischt, dat het College van
Burgemeester en Wethouders voortdurend zal toezien, dat
de bepalingen der overeenkomst, die door het College van
Burgemeester en Wethouders ter uitvoering van het besluit
van den Raad is aangegaan met de N. V. Monopol Auto
mobiel Import Maatschappij strikt worden nageleefd terwijl
uitdrukkelijk wordt uitgesproken, dat de in art. 6 genoemde
loonen door den werkgever aan de werknemers zonder
eenige korting, hoegenaamd ook, zullen worden uitbetaald,
ongeacht of al dan niet fooien mogen worden aangenomen.
De heer SCHLAGHECKE houdt de volgende rede:
Mijnheer de Voorzitter.
Ik kan niet nalaten mijn verwondering uit te spreken
over Uw schrijven dato 24 November no. 1575 aan Bur
gemeester en Wethouders gericht en gelijktijdig met de
agenda van deze vergadering aan den Raad toegezonden,
wat betreft de mededeeling in verband met de z. g. relletjes
op Zondag 15 November plaats gehad, onder leiding van
den heer Moll.
Op Zondag 15 November heb ik persoonlijk het optreden
van de organisatie (die naar mijn meening de leiding in
handen had, niet Wethouder Moll) rond en in de bussen
gadegeslagen en kan ik dit optreden niet anders als uiter
mate correct noemen.
De geheele voorstelling van zaken, die door U Mijnheer
de Voorzitter van het gebeurde op v.n. Zondag wordt ge
geven, doet bij mij de meening postvatten, dat eenerzijds
de gelegenheid benut wordt den heer Moll als Wethouder
onmogelijk te maken, anderzijds dat een openlijke partij
kiezen, een verdedigen van de rechten der arbeiders, in Uwe
oogen geen genade kan vinden.
Dit laatste verwondert mij ten zeerste Mijnheer de Voor-