1 DECEMBER 1925. 851 zitter, daar U persoonlijk toch veeleer de liberale practijk door de Directie der Monopole Garage zoudt moeten ver foeien. Deze Directie toch, die geheel in de lijn van het econo misch liberalisme en de daaruit noodzakelijk voortvloeiende materalistische levensopvatting de rechten der arbeiders in haar dienst werkzaam, met vollen voet treedt, door hun het organi- satierecht te ontzeggen, die contract-breuk pleegt door de aan gegane verbintenis met de Gemeente te ontduiken, waardoor zij de kans ziet zich zeiven f 6000.te verrijken uit de zakken der arbeiders, deze Directie openlijk te bestrijden, dat kan niet afkeurenswaardig zijn Mijnheer de Voorzitter, door wien of dit ook geschiedt. De gedachtengang van dergelijke individuën kan ik mij heel goed verklaren, Mijnheer de Voorzitter. Voor hen geldt alleen verrijking van zich zeiven, hieraan hebben de arbeiders zich algeheel te onderwerpen; over laatstgenoemden wordt beschikt voor hen, over hen, en zonder hen, zij staan gelijk, misschien nog lager, in het productieproces met de machines, de doode stof, de materialen. Zooeven heb ik gesproken Mijnheer de Voorzitter over de leiding bij de z. g. relletjes op Zondag 15 November. Waarom wordt in het schrijven aan Burgemeester en Wet houders gezegd, dat de leiding hiervan berustte in handen van Wethouder Moll? Waaruit blijkt dat Mijnheer de Voorzitter? Omdat, zooals in het Politierapport staat ver meld, Wethouder Moll zich met de Politie in verbinding stelde om te vragen of het geoorloofd was circulaires in de bussen te verspreiden, wordt hieruit afgeleid Mijnheer de Voorzitter, dat de leiding in handen was van Wethouder Moll? Vervolgens Mijnheer de Voorzitter, een enkel woord over mijn persoonlijke bevindingen betreffende de z.g. relletjes. Zondag 15 November bevond ik mij vijf minuten voor twee uur op het Stationsplein. Mijn aandacht werd getrokken door een groepje van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 851