860
1 DECEMBER 1925.
althans een gelukkiger optreden in zijn qualiteit van „orga
nisator" had alle quaesties voorkomen.
De heer MOLL: Daar ben ik zelf bestuurder van. Ik
zal de boodschap overbrengen.
De VOORZITTER vervolgt:
De heer Moll protesteert tegen de politierapporten en
vraagt waarom deze zijn overgelegd. Burgemeester en Wet
houders hadden toch advies uit te brengen. Burgemeester
en Wethouders hadden in deze een eenstemmige meening,
behalve één lid, de heer Moll, die afweek. En waarom?
Om zijn bemoeiingen en handelingen. Dit lid kon niet ob
jectief zijn. Als men dit zegt, moet men het ook bewijzen.
Spr. heeft daarom de politierapporten als toelichting bedoeld
op die zinsnede van zijn rapport, waar hij zeide, dat de
heer Moll niet objectief kan oordeelen in deze quaestie.
Waren de rapporten niet overgelegd, dan had men er om
verzocht. Spr. heeft ter zake niets te verbergen.
De heer Moll is niet het stootblok in het college van
Burgemeester en Wethouders. De vergaderingen van dit
college zijn steeds zoo pleizierig en aangenaam mogelijk.
Alleen thans wil de heer Moll indruk naar buiten maken
en, door er vermeende persoonlijke gevoelens tegenover
hem bij te halen, de quaestie waarom het gaat op een
zijspoor leiden. In het College had dit punt tot dusver geen
aanleiding tot onaangenaamheden gegeven.
De heer MOLLEn van morgen dan
De VOORZITTERWelke bedoeling heeft de heer
Moll ten aanzien van de eigenlijke zaak Het verband
ontgaat Spr. ten eenenmale. Spr. moet reageeren op de
bewering van den heer Moll, dat hij iets tegen hem heeft.
Spr. wil den dood des zondaars niet, maar dat hij zich
bekeere,