862
1 DECEMBER 1925.
stond, hij als stadsbestuurder hem of den Commissaris van
Politie toen had behooren te waarschuwen. Dit liet hij dan
toch expresselijk na. Is het niet onverantwoordelijk in een
subtiel bedrijf als dit, moeilijkheden te gaan veroorzaken?
En dat was toch het geval, hetgeen de heer Moll zelf
erkend heeft, door zijn voorafgaand gesprek met inspecteur
van Geldorp. Spr. vraagt zich af, of de heer Moll
als wethouder die positie bij het organiseeren en agiteeren
had mogen innemen en of er nog van objectiviteit van de
zijde van den heer Moll sprake kan zijn. Mag een orga
nisatie, welke goed werk wil leveren, het optreden van den
heer Moll goedkeuren? Is het niet onverantwoordelijk 100
personen los te laten op een bedrijf en is het niet nog erger
dit te doen als wethouder van Breda? Later heeft de heer
Moll dit ingezien en bevel gegeven de actie te staken.
Dit houdt in, dat de heer Moll voelde, dat hij er naast
was in zijn optreden. Spr. zou wel eens willen weten, hoe
de organisatieleiders over dat optreden denken. De heer
Moll belde 's morgens de politie op om te weten hoever
hij kon gaan. Dat doet men niet, als men niet wil ageeren.
De heer Moll mag dus niet zeggen, dat het maar een
gewoon zaakje was. Wat de heer Moll heeft gedaan, had
eens moeten zijn geschied door de geestverwanten van den
heer van Hattem. Dan zou men den heer Moll eens
gehoord hebben. En dan geschiedde een en ander nog wel
door een zijde, voor wie bovendien het motief Zondags
heiliging geldt en die Zondagsheiliging en Zondagsrust in
andere gevallen pleegt naar voren te brengen.
Of de mannen ontslagen werden wegens hun door den
heer Moll tot stand gebracht zich organiseeren, is een
zaak, waarmede de Raad niets te maken heeft. Spr. per
soonlijk is voor vrijheid van organisatie. Organisatie kan
goed zijn, maar ook de leiders moeten goed zijn.
De directie heeft aan Spr. en ook in de conferentie met
het college verklaard, dat zij er niets tegen heeft als het
personeel zich wil organiseeren. Maar de wijze van optreden