1 DECEMBER 1925.
887
stemming met het bedrag, hetwelk destijds door het College
is voorgesteld. Reeds geruimen tijd is met Gebrs. Touw
onderhandeld, waarbij ook als overweging gold de wensche-
lijkheid, dat de fabriek niet op hare tegenwoordige plaats
gevestigd blijft. Wel staat vast, dat van Gebrs. Touw
geen hoogere koopprijs is te bedingen.
De heer ZIJLMANS is door het antwoord van den heer
P e 1 s t e r niet bevredigd. Aannemende, dat het gewenscht
is, dat de kopergieterij niet op haar tegenwoordige plaats
behouden blijft, zou toch bij overeenkomst vastgelegd moeten
worden, dat in deze fabriek geen zelfde of ander hinderlijk
bedrijf door derden wordt opgericht. Voor wat hoort wat.
Spr. vindt het een bespottelijk lagen prijs, die bedongen
wordt. Hij zal het woord strop niet gebruiken, doch moet
er toch voor waarschuwen, dat, als de gemeente op deze
wijze voortgaat, het deficit nog belangrijk grooter zal worden
dan door hem destijds in zijne exploitatie-begrooting is aan
getoond. Wil de Raad echter met een deficit genoegen nemen,
dan dient zulks vooraf te worden vastgesteld en zal Spr.
zich noodgedwongen daarbij moeten neerleggen. Intusschen
merkt Spr. op, dat zijne exploitatie-begrooting niet pessi
mistisch, doch nog zeer aan den optimistischen kant is.
De heer KORTEWEG wijst erop, dat de tegenwoordige
inrichting aan de Beekstraat niet meer voldoet aan de voor
schriften der Hinderwet, nadat Breda in de omgeving woningen
is gaan bouwen. De grond moet door den kooper opgehoogd
worden en komt dan minstens op f 6.— per M2.
De heer SCHRAUWEN zegt, dat Gebrs. Touw nog
een stuk gemeentegrond in huur hebben, om hun bedrijf te
kunnen uitoefenen. In zoover kan de gemeente beletten, dat
in de inrichting weer een bedrijf komt van denzelfden aard.