908 22 DECEMBER 1925. van het voorstel in zake de loonclausule zoo ernstig acht, het nalaten van stappen in het andere geval (het terugnemen van de ontslagen chauffeurs) niet zoo erg vindt, terwijl in beginsel beide punten gelijkelijk betreffen het niet-uitvoeren van een raadsbesluit. Misschien, dat de heer Kroone, als hij er nog eens een nachtje over sliep, het eerstgenoemde geval ook niet zoo ernstig meer zou opnemen, dat hij er het heele College voor naar huis zou willen sturen. Wat nu de kwestie van de f25,— loon betreft, merkt Spr. op, dat de bepalingen van het contract Burgemeester en Wet houders bovendien vrijheid laten, buiten den Raad om, de loonen te veranderen. De heer KROONE zegt, dat er verschil bestaat tusschen beide gevallen. In het ééne geval (het terugnemen der chauf feurs) heeft de Raad een wensch geuit. Het andere geval (de loonkwestie) is echter een uitgemaakte zaaker is daar omtrent een besluit genomen. Spr. heeft al lang geen ver trouwen meer in het Collegezulks dateert al van vóór zijn raadslidmaatschap, toen hij de handelingen van het gemeente bestuur nog in de plaatselijke pers volgde. Spr. handhaaft dan ook zijn motie. Hij haalt vervolgens aan, hetgeen de heer Hornix bij de behandeling van de begrooting voor het jaar 1924 gezegd heeft met betrekking tot het beleid van Burgemeester en Wethouders. Daaruit blijkt, dat ook al in vroegere jaren weinig samenwerking bestond tusschen den Raad en Burgemeester en Wethouders en dat dit College reeds toentertijd meteen geest van tegenwerking bezield was. De heer VAN flATTEM verklaart, dat de motie-Kroon e door de fractie der S. D. A. P. ondersteund wordt. Spr. zal met zeer veel genoegen voorstemmen, omdat de deferentie van Burgemeester en Wethouders voor den Raad al sedert geruimen tijd veel te wenschen overlaat; uit de geschiedenis van de laatste jaren kan men talrijke voorbeelden daarvan aanwijzen, b. v. de kwestie van de werkloozenzorg, het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 908