22 DECEMBER 1925.
915
worden bemoeilijkt. Ten slotte wijst Spr. er op, dat de
interpretatie, welke door de Monopol Maatschappij aan de
loonclausule is gegeven, zelfs door de vakorganisaties aan
vaardbaar is geacht.
De heer BOGMANS: Een weekloon van f25,— is voor
de tramconducteurs nooit te hoog geacht, terwijl wij wisten,
dat zij met de fooien f 32 a f 33 per week maakten.
Waarom is dit nu voor deze chauffeurs te veel?
De heer VAN HATTEM merkt op, dat er thans be
sprekingen worden gevoerd over zaken, welke niet aan de
orde zijn. Men treedt op die manier terug in het debat van
1 December j. 1. Er is toen echter al uitgemaakt, dat den
chauffeurs f 25 loon per week moet worden uitbetaald. De
Raad heeft bij die gelegenheid het College opdracht ge
geven daartoe stappen bij de Monopol Maatschappij te doen.
Wij gaan hier dus niet meer delibereeren over het loon,
maar over de kwestie, of het College genegen is die op
dracht uit te voeren. Burgemeester en Wethouders hebben
dat niet willen doen. Hun antwoord getuigt van een geest,
waardoor men niet langer met hen kan samenwerken. Het
gaat hier dus niet om de belangen van de chauffeurs, maar
over de kwestie, of een College, dat getoond heeft geen
deferentie voor de besluiten van den Raad te hebben, nog
langer het vertrouwen van den Raad geniet.
De VOORZITTER: Men heeft anders zoo juist een
blijk van deferentie van het College voor den Raad gehad,
doordat het heeft verklaard de zaak nader onder de oogen
te willen zien. Zou men nu werkelijk om deze futiliteit de
Wethouders naar huis willen sturen?
De heer VAN HATTEM: Het gaat niet alleen om dit
feit. Het antwoord van Burgemeester en Wethouders op de
vraag van den heer Haaiman kristalliseert den geest,
waarmede het College bezield is.