22 DECEMBER 1925.
921
de desbetreffende nota van Burgemeester en Wethouders
wel wat ontijdig is ingediend, omdat zich vóór April 1926
nog onvoorziene uitgaven kunnen voordoen, kan ik mij be
grijpen, dat Uw College zich nu reeds heeft geuit, omdat
er reeds zoo lang reikhalzend naar eenige belastingverlaging
is uitgezien.
Maar bij beschouwing van de begrooting post voor post
wordt mijne voldoening wel wat getemperd door de vrees,
dat de nu in uitzicht gestelde verlaging spoedig weer door
eene verhooging van den vermenigvuldigingsfactor zal wor
den gevolgd en wel alleen als gevolg van omstandigheden
onafhankelijk van onzen wil.
Waarom
In de eerste plaats zijn de onderhoudsbegrootingen zuinig
geraamd, in enkele opzichten te laag. Om een sprekend
voorbeeld te noemen kan met een post voor sneeuwruimen,
nu voorgesteld op f 600.(Art. 30 van de begrooting van
de Gemeente-Reiniging) niet worden volstaan op grond van
de sedert kort opgedane ondervinding en de uitgaven in
voorafgaande jaren.
Deze post kan m. i. gevoeglijk met f 2000.— worden
verhoogd.
De bijzondere kosten voor vervanging van boombeplan
ting als gevolg der iepenziekte verschijnen nog niet op deze
begrooting, maar zijn in de naaste toekomst te verwachten.
Het is te voorzien, dat de onderhoudsuitgaven eer zullen
stijgen dan dalen.
In de tweede plaats staan wij in de naaste toekomst voor
tal van buitengewone uitgaven, waarvan rente en aflossing
op het budget zullen drukken. Al heeft de Raad zich over
tal van werken nog slechts in beginsel uitgesproken, vast
staat toch voor mij, dat we eerlang zullen moeten overgaan
tot verbetering van verkeerswegen, namelijk een parallelweg
met de Ginnekenstraat, eene kortere verbinding voor voer
tuigen van het Station met de binnenstad, bijv. vanaf de
Emmastraat, buitenlangs het Valkenberg en via het Kasteel-