928
22 DECEMBER 1925.
tot leeren en weten gehad en heb steeds getracht het geleerde
zooveel mogelijk te onthouden. Het is zeker daardoor, dat
ik mij, uit mijn schooljaren nog zooveel herinner. In groote
mate is dat met het leervak „Geschiedenis" het geval. Onder
de groote rij van beroemde, befaamde en beruchte namen,
die ons daar werden voorgesteld, zijn er natuurlijk vele
die zoo n indruk op de kinderziel maakten, dat ze nimmer
werden vergeten. En onder hen was ook de figuur (ik laat
de kwalificatie aan mijn gehoor over) de figuur zeg ik van
De Vargaz. Zooals men mij leerde, was dit een van de
leden van den Raad van Beroerte (in den volksmond bekend
gebleven als den Bloedraad), welke Raad was ingesteld door
den Spaanschen Koning, om te straffen degenen, die zich
tegen zijn gezag hadden verzet. En men verhaalde mij van
De Vargaz, dat hij, zeker door drukke werkzaamheden
oververmoeid, op de zittingen van dien Raad meermalen in
slaap viel. Was het dan noodig, dat hij zijn stem liet hooren,
als het oordeel, wat meestal een veroordeeling was, uitge
sproken moest worden, dan stootte de een of andere buur
man hem aan, en hij, wakker schrikkende, zich niet altijd
bewust van het punt of de persoon in kwestie, bromde het
stereotiepe woord „hm, hangen
Het zij hier met alle respect gezegd, Mijnheer de Voor
zitter, maar toen ik de memorie van antwoord aandachtig
las, vooral wat betreft hoofdstuk flchl, dacht ik onwillekeurig
aan het „hangen!" van dien De Vargaz.
Na bestudeering ervan kreeg ik buitengemeen sterk den
indruk, dat Burgemeester en Wethouders zich op het stand
punt plaatsen, dat, op gebied van onderwijs en ontwikkeling,
in ruimeren zin opgevat dan de door de wet opgelegde
verplichtingen, onthouding van financieele en moreele mede
werking voor de gemeente het meest raadzaam is. Ik wil
hopen, dat ze daarbij niet geleid werden door het historische
gezegde van de, nu houthakkende, onttroonde Duitsche
Majesteit, toen hij, in verband met Sociale Wetgeving, mijn