22 DECEMBER 1925.
929
partijgenooten in den Duitschen Rijksdag toevoegde: „De
compoteschotel is nu vol
Deze, mijne opvatting noopte me tot het maken van eenige
algemeene opmerkingen, die een tegenovergesteld karakter
dragen, n. 1. het doel beoogende, de gemeente juist te be
trekken in veel, wat uit de vrije maatschappij door het
particulier initiatief opkomt en zich ten doel stelt, buiten
het eigenlijk gezegde onderwijs, de bevolking in al hare
lagen en in alle leeftijden op te voeren tot een hooger
levenspeil.
Dit, volgens mijn meening, zich niet-inlaten van Burgemeester
en Wethouders, met, in ruimen zin genomen, datgene wat
ontwikkeling kan brengen buiten het gewone onderwijs om,
demonstreert zich wel sterk in het gevraagde punt in zake
vervolgonderwijs.
De Memorie van Antwoord volstaat met te verwijzen naar de
Avondschool voor ambachtslieden en de Handelsavondschool.
Doch, Mijnheer de Voorzitter, dit antwoord kan ik, in al
zijn algemeenheid, niet onderschrijven. Onze opmerking sloeg
juist op die enorme groote schare kinderen, die niet naar
Avondambachts- of Handelsschool gaat. Ik meen niet te
overdrijven, wanneer ik het percentage kinderen, dat na de
gezegende afschaffing van het verplichte 7e leerjaar (ter
wille der hooggeroemde bezuiniging of om geld te verkrijgen
voor vlootbouw, dat laat ik in het midden), dus na het
doorloopen van zesjarig lager onderwijs, op een leeftijd, dat
het eigenlijk vruchtdragend leeren pas is aangevangen, dat
ik dat percentage op 80 n/0 stel. En het is juist deze groote
schaar kinderen, die daardoor zelfs niet in de gelegenheid
gesteld wordt, zich zooveel kennis eigen te maken (be
houdens uitzonderingen), dat ze in staat zijn met vrucht aan
hunne zelfontwikkeling verder te werken.
Zij, die niet beseffen, welk een ramp het voor het over-
groote deel van de jeugd is, zich gespeend te zien van elke
gelegenheid tot verdere zelfontwikkeling, zij kunnen komen
op het standpunt, dat steun uit de gemeentekas voor inrich-