936 22 DECEMBER 1925. werkloozenzorg, armenzorg, enz. loopt de scheidingslijn in den Raad schier immer tusschen de meer behoudensgezinde elementen en die der voorstanders, van de daadwerkelijke zorg voor de alzijdige verheffing van de arbeidersklasse. En in kwesties van deze orde is er nog alleen een tegen stelling tusschen de meerderheid van Uw College en de meerderheid van den Raad. Ook in zaken van eenigszins anderen aard regeert Uw College niet naar tevredenheid van, naar ik meen, veelal diezelfde meerderheid. Ik wijs in dit verband op de kwestie van het melkventen, de autobuskwestie, winkelsluiting, enz. Het College in zijn geheel verwijt onze fractie de klein heid van handelen in de zaak van het openbaar voorbereidend lager onderwijs, waarover zooeven mijn partijgenoot, de heer Van W erkhooven, een en ander in het midden heeft gebracht. Is dan naar onze meening, Mijnheer de Voorzitter, het College geen goede afspiegeling van die van den Raad, het geeft ons reden te betreuren, dat de oplossing, die door onze fractie destijds is gewild, n. 1. de verkiezing van een R. K. democraat tot wethouder, door de R. K. Raadsfractie niet is aanvaard. Door die houding dwong men onze fractie tot passiviteit, wat niet in het belang van een gunstige oplossing is geweest. Het resultaat immers, de verkiezing van den heer Kor te w e g, kan bezwaarlijk een gunstige oplossing worden genoemd. De bestuurs- en werkkracht van het College schijnt ons er niet door versterkt. Het weinige, dat we van den heer Korteweg zagen, biedt voor die veronder stelling voldoenden steun. In de Badhuis- en Bewaarschoolkwesties heeft hij op onze fractie een zeer eigenaardigen indruk gemaakt. De overige Wethouders geven mij weinig aanleiding tot een nadere bespreking. De heer P e 1 s t e r is zichzelf gebleven. Voor zijn ijver hulde. Hij staat echter vaak aan den verkeerden kant.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 936