22 DECEMBER 1925. 937 De heer Moll heeft een moeilijke taak. Hij sprak er zelf van het stootblok in het College te zijn. Vervolgens komt Spr. tot het beleid van den Burgemeester. Hij brengt daarbij ter sprake de van weinig deferentie voor -den Raad getuigende handelwijze van den Voorzitter ten opzichte van het verzoek van eenige leden tot het beleggen eener spoedeischende vergadering. Voorts verklaart hij het te betreuren, dat de Voorzitter nog steeds geen uitvoering heeft gegeven aan de motie-H a a 1 m a n betreffende de in voering van de 52-urige werkweek voor het politie-personeel. Het heeft Spr. en zijn fractie-genooten zeer teleurgesteld, dat de Burgemeester daaromtrent nog niet met den Com missaris in overleg is getreden. Spr. laakt het optreden van de politie bij de meeting met optocht op 23 Augustus 1925. Er werd toen verboden tijdens den tocht door de stad te zingen en een banderolle met het opschrift: „Weg met het militairisme" mede te voeren. Ook wenscht hij te protesteeren tegen het door politie-autoriteiten uitgevaardigde dansverbod ter gelegenheid van een feestavond voor de leden van den Modernen Metaalbewerkersbond; deze hebben van de zijde van de politie geen zedenlessen noodig. Verder zou Spr. gaarne zien, dat de Burgemeester in kwesties, welke het politie-personeel betreffen, overleg pleegde met alle politiebonden. De Algemeene Bond van Politie personeel in Nederland wordt bij dat overleg nog steeds uitgeschakeld. Dit is nog altijd een gevolg van de bekende politiezaak van eenige jaren geleden. Er is echter thans weinig meer, dat aan die kwestie herinnertde agenten Smits en Blakenburg zijn naar elders vertrokken en ook in het Hoofdbestuur van den Bond is inmiddels wijziging gekomen. Spr. hoopt, dat de Burgemeester voortaan weer overleg zal plegen met den Algemeenen Bond van Politie personeel, zoo niet, dan zal hij een motie indienen ten einde den Raad in deze uitspraak te laten doen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 937