22 DECEMBER 1925. 951 Een ander deel dier idieëele taak is, om met behulp des wetgevers de bevoegdheid, die de Raad bezit Artikel 1 der Gemeentewet, Mijnheer de Voorzitter, begint nog altijd met: „Het bestuur der gemeente bestaat uit een raad" de gemeente zoo aantrekkelijk mogelijk te maken, zoowel als woonplaats als anderszins, in het bijzonder door te zorgen op sociaal gebied, voor alle inwoners der gemeente. Met opzet leg ik den nadruk op alle. Wanneer ik mij de vraag zou stellen, of wij, in elk opzicht deze taak hebben vervuld, dan kan ik daarop tot mijn spijt geen volledig bevestigend antwoord geven. Moet ik dan niet op de eerste plaats met leedwezen den ken aan het feit, dat ik van de overzijde geenerlei mede werking mocht erlangen bij mijn voorstel in zake openbaar bewaarschoolonderwijs. Dit heeft mij niet alleen leed gedaan, maar ook gegriefd. Is daarmede geen groote en grove on billijkheid begaan tegenover een belangrijke minderheid onzer ingezetenen Ik wil niet meer in den breede hierover uit weiden, maar vertrouw, dat men aan de overzijde zal willen terugkeeren van de dwalingen zijns weegs, en wanneer straks bij de artikelsgewijze behandeling der begrooting door mij een voorstel zal worden gedaan om alsnog een memoriepost daartoe op de begrooting te brengen, vertrouw ik, dat ook daar dat voorstel met welwillendheid zal worden bejegend. Ik sprak daar juist van het aantrekkelijk maken voor al hare inwoners, Met den aanvang eener Belgische wet zou ik willen zeggen „Aan alle tegenwoordigen en toekomenden heil." Ook de toekomstigen moeten wij weten aan te trekken en daarover zeide ik reeds een en ander in mijn „Belcrum- polderspeech" in 1923. Thans, Mijnheer de Voorzitter, acht ik het dan ook het tijdstip iets meer te zeggen over de groote beteekenis van een goed opgezet grondbedrijf en op gevaar af, dat U wederom zult gewagen van een rede met behulp van verschillende schrijvers samengesteld, zal ik daarbij eenige deskundigen ten tooneele gaan voeren. Een der nieuwste werken op dit gebied verschenen, is van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 951