962 22 DECEMBER 1925. „in het particulier bedrijf gelden, zij men voorzichtig. Het „particulier bedrijf laat arbeid verrichten met het oog op de „verkoopswaarde van het arbeidsproduct. Voor den particu lieren ondernemer is de waarde van hetgeen de arbeider „krachtens de arbeidsovereenkomst voor hem verricht te „berekenen en die waarde heeft overwegende beteekenis „voor den prijs, dien hij voor den arbeid betalen wil en kan. „Hoezeer de particuliere werkgever ook den zedelijken factor „in de arbeidsovereenkomst tot zijn recht behoort te laten „komen, het commercieele karakter der arbeidsovereenkomst „is in laatste instantie niet te loochenen. In het bedrijfsleven „is de arbeid gecommercialiseerd. Voor het Overheidsbedrijf „geldt dat niet. Van particuliere bedrijven, die een recht- „vaardig loon niet kunnen betalen kan niet meer worden „gezegd, dan dat zij ten slotte dan maar niet meer in stand „moeten blijven. Voor het Overheidsbedrijf, waar de roeping „der Overheid steeds het commercieele element terugdringt, „geldt de volstrekte eisch, het betalen van een rechtvaardig „loon." En verder: „Wie in haar (de Overheid) dienst arbeidt, „behoort in dien arbeid levensonderhoud te vinden; de „Overheid, wier eerste taak is handhaving van het recht, „moet in haar eigen daden toonen, dat zij voor dat recht „buigt, mag zich niet er aan onttrekken ook bij haar loon- „bepaling de rechtvaardigheid te betrachten." Vervolgens, Mijnheer de Voorzitter, heeft de heer Z ij 1- m a n s eveneens gewezen op het verschil der loonen, die aan de ambtenaren in Rijksdienst en van de loonen, die aan de ambtenaren in dienst onzer Gemeente worden toegekend. Ook met deze beschouwing kan ik mij niet vereenigen, want een ieder, die de treurige toestanden in de Rijksamb tenaarsgezinnen na de verlaging der loonen kent, de stille armoede, die hiervan in ontelbare gevallen het gevolg is geweest, zal zeker dergelijke toestanden in de gezinnen der ambtenaren in dienst der gemeente niet wenschen. En is dit laatste ook ten volle van toepassing, waar een vergelijking

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 962