972 23 DECEMBER 1925. vragen. Ook verwacht hij, dat belanghebbenden niet onge negen zullen zijn, die vergoeding te betalen. Spr. hoopt, dat de gemeente zich in deze niet klein zal betoonen. De heer LOOMANS heeft ook een onderzoek in loco ingesteld. Spr. erkent, dat de toestand slecht is, maar be langhebbenden hadden dit kunnen voorzienzij zijn vooruit gewaarschuwd. Waarom hebben zij geen sterfput gemaakt? Men zou volgens Spr. een gevaarlijk precedent scheppen, als men die woningen ging aansluiten aan het Bredasche gemeente-riool; elke gemeente moet zorgen voor zijn eigen inwoners. De heer HORNIX heeft er den vorigen keer al op ge wezen, dat het hier een eigenaardig geval betreft. Burge meester en Wethouders wenschen niet van hun eenmaal ingenomen standpunt af te wijken en deze menschen zijn dus de dupe van de minder vriendschappelijke verhouding, welke tusschen Breda en de omliggende gemeenten bestaat. Daar zij echter niet op andere wijze geholpen kunnen wor den, geeft Spr. in overweging in dit geval van het principe af te wijken. De heer PELSTER merkt op, dat er na het votum van den Raad van den vorigen keer niets meer aan de zaak te doen is. Er zijn sindsdien geen nieuwe gezichtspunten ge opend. De gemeente heeft met het feit, dat Van Trier Lobbezoo niet voldoende heeft ingelicht, niets te maken dat is een kwestie tusschen die menschen onderling. De heer VAN WERKHOOVEN is het niet met den heer P e 1 s t e r eens, dat er na het votum van den vorigen keer niets meer aan de zaak te doen zou zijnde raadsleden hebben zich eigenlijk pas daarna ter plaatse op de hoogte gesteld. Spr. kan zich volkomen vereenigen met de vorige Sprekers, behalve met den heer L o o m a n s. Hij zou den heer P e 1 s t e r willen vragen, of deze ter plaatse is ge- J.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 972