23 DECEMBER 1925. 973 weest en of hij den verpestenden stank heeft geroken. De heer PELSTER geeft toe, dat de toestand onaan genaam is. De heer VAN WERKHOOVENEr moet toch een oplossing komen. Op welke gronden berust de bewering van Burgemeester en Wethouders, dat aansluiting niet kan plaats hebben? Is het alleen een formeele kwestie, n. 1. deze, dat Teteringen zich met een zoodanig verzoek tot Breda moet wenden? De VOORZITTER: Het betreft hier de kwestie, of men het Bredasche rioleeringsnet al of niet moet beschikbaar stellen voor de buitengemeenten. Deze zaak moet evenwel in zijn geheel overzien wordenhet is niet wenschelijk voor een bepaald geval van den regel af te wijken. Men moet desgewenscht zien te komen tot een regeling tusschen de gemeenten. Breda is toch niet verantwoordelijk voor het bouwen in een andere gemeente. Spr. herinnert in dit ver band aan de kwestie-V an Gooi en B ij 1. De gemeente heeft toen een tegemoetkomende houding aangenomen ten opzichte van de bestratingswerken, maar niet in de riolee- ringskwestiedeze is ook een geheel andere. De heer VAN WERKHOOVENHet wachten is dus op Teteringen. Maar heeft de hygiëne nu in zoo'n geval geen woordje mee te spreken? Ik zou zoo zeggen: „Als de berg niet tot Mohammed komt, moet Mohammed tot den berg gaan", m. a. w. als Teteringen niet tot Breda komt, kan Breda dan niet tot Teteringen gaan? De VOORZITTER: Wij hebben er immers niets mede te maken; belanghebbenden moeten zich tot Teteringen wenden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 973