974 23 DECEMBER 1925. De heer VAN WERKHOOVEN vreest, dat Breda zich op die manier bij de bewoners der te annexeeren gebieden zeer gehaat zal maken. De heer ZIJLMANS heeft zich de vorige maal niet tegen de afwijzende beschikking op een gelijkluidend verzoek van den heer Lobbezoo c. s. kunnen verzetten, door dat hij toen afwezig was. De heer L o o m a n s heeft zoo even gezegd: „Waarom hebben zij geen sterfput gemaakt?" Dit zou echter een teruggang naar Middeleeuwsche toestan den beteekeneneen sterfput is n. 1. in strijd met de een voudigste eischen der hygiëne. Onwillekeurig vraagt men zich af, waarom dit klein gedoe moet worden toegepast. Het antwoord daarop moet luidendergelijke gevallen wil men uitbuiten als argumenten voor annexatie. De VOORZITTER ontkent zulks ten stelligste. De heer ZIJLMANS, voortgaande, zegt, dat de toestand van die buurt door het bouwen van deze woningen verbeterd is. Waarom zou men ze nu niet aansluiten aan het gemeente riool? Wanneer die menschen zich wenden tot den Inspecteur van de Volksgezondheid, dan moeten zij geholpen worden. De heer MOLL houdt ook niet van klein gedoe, maar is het toch eens met den heer L o o m a n s. In de omgeving van Breda ziet men niets dan sterfputten. Spr. is van oordeel, dat de gemeente Breda in deze de handen moet thuis houden het betreft hier de zaken van een buurman. De heer HORNIX: Als U er hinder van had, dan zou U zich er wel degelijk mede bemoeien. De heer MOLL: Wanneer mijn buurman zijn vuil kwijt wil over mijn erf, dan behoort hij bij mij te komen om overleg te plegen. Er moet dan ook eerst een gemeenschap-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 974