988
23 DECEMBER 1925.
in zake den toestand van de wegen aan den Vestkant, de
Willemstraat en de Oranjeboomstraat onder Princenhage,
met antwoord van Burgemeester en Wethouders (aange
houden in de vorige vergadering).
De heer VAN HATTEM is door het antwoord van
Burgemeester en Wethouders niet bevredigd. Spr. heeft zich
tot het indienen van deze vragen laten leiden door een
artikel in het Dagblad van Noord-Brabant van 24 October
j. 1. in zake den toestand van den Vestkant.
De VOORZITTER wil even constateeren, dat dit geen
Breda'sch gebied is.
De heer VAN HATTEM zegt, dat Breda er toch belang
bij heeft. Spr. doet vervolgens voorlezing van het bewuste
courantenartikel.
De VOORZITTER wijst er den heer Van Hattem
op, dat het een tusschen gemeentebesturen bestaande be
leefdheid is om elkander in gemeenteraden over het algemeen
niet aan te vallen.
De heer VAN HATTEM: Ik val het gemeentebestuur
van Princenhage niet aan; het staat zoo vermeld in het
artikel van het Dagblad van Noordbrabant van 24 October
j. 1. In verband met het rapport van den Directeur van
Openbare Werken over zijn vragen, zegt Spr. van meening
te zijn, dat het toch zeker ook tot de plicht van de gemeente
Breda behoort, dat haar privaatrechtelijk eigendom, hetwelk
in een andere gemeente g degen is, in een behoorlijken toe
stand verkeert, te meer daar aan die wegen een groote
arbeidersbevolking woont. Spr. heeft den toestand aan den
Vestkant en de Oranjeboomstraat in oogenschouw genomen
het is een onhoudbare to:stand; sinds menschenheugenis is
er door Breda niets aan gedaan. Spr. meent, dat men de