990 23 DECEMBER 1925. De heer KORTEWEG zegt, dat Breda landwegen bezit, welke langs de grens der gemeente gelegen zijn. Men is indertijd aan die wegen gaan bouwen zonder daaromtrent met Breda in overleg te treden. En nu zou men willen, dat Breda die wegen ging verbeteren ter wille van de inwoners eener andere gemeenteWaarom heeft die gemeente dan toentertijd niet een rooilijn vastgesteld of betere wegen aan gelegd op eigen terrein? Breda kan nu wel die wegen gaan verbeteren, doch de vroeger begane fout is op den duur toch niet goed te maken. De heer MEIJVIS onderschrijft het betoog van zijn par tijgenoot Van Hattem. Spr. beweert, dat de toestand aan den Vestkant nog erger is dan in het bewuste artikel in het Dagblad van Noord-Brabant wordt beschreven. De menschen verdrinken er letterlijk in de modderde kinderen kunnen niet geregeld naar de school komen. Spr. gelooft, dat er met wat goeden wil wel iets te bereiken zou zijn; hij dringt aan op het sluiten van een overeenkomst met Princenhage. Het zal volgens Spr. een eer voor Breda zijn om die toestanden te verbeteren, al zijn zij dan ook veroor zaakt door nalatigheid van Princenhage. De heer KROONE vindt het ook noodig, dat er op dit gebied iets gebeurd. Spr. is van meening, dat men zich daarvan niet moet laten weerhouden door de vrees voor het scheppen van een precedent; de Voorzitter heeft nog zooeven bij de behandeling van punt 13 doen uitkomen, dat het uitvoeren van bestratingswerken in een andere ge meente iets anders is dan het aansluiten aan het gemeente riool. Spr. hoopt dan ook, dat er in deze een oplossing zal worden gevonden. De VOORZITTER verklaart zich te gevoelen alsof hij in den gemeenteraad van Princenhage zit. Breda heeft in deze ook maar niet de geringste schuld. Dat de wegen in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 990