994 23 DECEMBER 1925. stelling van de jaarlijksche bijdragen van de verschillende takken van dienst aan het Gemeentelijk Pensioenfonds, lui dende als volgt: „Evenals voor 1924 zal ook thans voor 1925 wederom „moeten worden overgegaan tot de vaststelling der bijdragen „van de verschillende bedrijven en van de gemeente (Alge- „meene Dienst) aan het Gemeentelijk Pensioenfonds. Uit „deze bijdragen zullen o. m. betaald moeten worden hetgeen „verschuldigd is ingevolge art. 36 der Pensioenwet 1922 en „wel vóór 31 December 1925, op straffe van rentevergoeding. „Ter berekening van genoemde bijdragen hebben wij de „eer U hierbij een overzicht te geven van de ontvangsten „en uitgaven van genoemd fonds over 1925: Ontvangsten Rente kapitaal f 934.54 Aflossing 500. Inkoop voor tijdelijken dienst - 80— Voordeelig saldo 1924 5705.395 Totaal f 7219.935 Uitgaven Administratiekosten Storting eigen pensioen Idem weduwen- en weezenpensioen Artt. 63 en 64 Pensioenwet 1913 Art. 65 Pensioenwet 1913 Art. 68 Pensioenwet 1913 Teruggaaf pensioensbijdragen Vóór 1 October verleende pensioenen Aanvullingspensioenen Verhooging pensioenen Storting inkoopsommen 325— 62618.85 46810— 1075. 120— 60215— 35— 7280— 449— 7849.20 85.55 Totaal f 186862.60 Er moet dus worden voorzien in het verschil, zijnde: f 186862,60 f7220— f 179642.60 of rond f 180.000—

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 994