23 APRIL 1926.
119
mans vast aan te stellen. De gemeente stond tegenover
hem geheel en al vrij. Bij de Gasfabriek had men te doen
met werklieden, die, wanneer geen reorganisatie had plaats
gehad, een vaste aanstelling zouden hebben gekregen. Het
betreft hier dus een geheel ander geval. Bovendien is den
heer Koremans uitdrukkelijk en bij herhaling gezegd,
dat zijn positie een onzekere was en van tijdelijken aard.
De heer VAN WERKHOOVEN zegt, dat de heer
Koremans verschillende examens heeft moeten doen,
hetgeen hem veel geld heeft gekost. Spr. vraagt, of dat
van hem geëischt is.
De VOORZITTER Er zal hem waarschijnlijk gezegd
zijn, dat, als hij niet de volledige bevoegdheid bezat om als
leeraar op te treden, hij dan niet vast aangesteld kon
worden.
De heer CERUTTI merkt op, dat het argument van den
Voorzitter, dat de Ambachtsschool een semi-Rijksinstelling
is, uitgeschakeld moet worden, want toen de heer Kore
mans in functie trad was zij nog een zuiver gemeentelijke
instelling.
De VOORZITTER De Ambachtsschool stond, vóór
dat de Nijverheidsonderwijswet is gekomen, toch ook al
onder den invloed van het Rijk.
De heer APPELBOOM kan zich volkomen vereenigen
met het prae-advies van Burgemeester en Wethouders.
Spr. heeft zich indertijd ook verzet tegen de bekende rege
ling voor de ontslagen losse werklieden bij de Gasfabriek.
Hij wil er op wijzen, dat men toen een gevaarlijk precedent
heeft geschapen. In afwijking van de meening van den
Voorzitter vindt Spr. de positie, waarin de heer Koremans
verkeert, vrijwel dezelfde als van die werklieden ook zij
wisten, dat zij slechts tijdelijk in dienst waren. Spr. hoopt,